Queer, kunst en kwaliteit – Basel zoals je het niet eerder zag
De trein gleed Basel binnen zoals een penseel zacht een doek raakt. Zeven uur reizen, met één overstap in Frankfurt – precies genoeg tijd om langzaam uit het dagelijks leven te glijden en iets nieuws binnen te stappen. Iets lichts, iets wat naar cultuur ruikt.
Ik was er op uitnodiging van Zwitserland Toerisme. Al langer speelden we met het idee om samen te werken, maar nu het Eurovisie Songfestival dit jaar in Basel plaatsvindt, en ik zelf als presentator van de Nederlandse Songfestivalpodcast Ding-a-Dong meedraai in de songcircusmolen, was de timing perfect. Wat begon als een persreis werd al snel een persoonlijke ontdekkingsreis – want Basel bleek een stad waar mijn museumhart stil van ging kloppen.
De kunst fluistert in Basel
Er zijn steden die schreeuwen met hun kunst, maar Basel fluistert. Niet omdat het minder heeft – integendeel – maar omdat het daar de rust en het zelfvertrouwen voor heeft. De stad kent haar waarde en laat je die op je eigen tempo ontdekken.
Het Kunstmuseum Basel is daar het meest treffende voorbeeld van. Dit museum is geen enkel gebouw, maar een universum van drie locaties die samen de geschiedenis, het heden én de toekomst van de kunst omarmen. Het begon allemaal in 1661, toen Basel als eerste stad in Europa een publieke kunstcollectie aankocht: het Amerbach Kabinet. Eeuwen later is die collectie uitgegroeid tot een cultureel baken van wereldformaat.
Mijn bezoek begon in de Hauptbau, het hoofdgebouw aan de St. Alban-Graben, dat in 1936 werd geopend. Hier hangen de klassiekers: van middeleeuwse werken tot de renaissanceschilders, van het Basel van vroeger tot Europese grootheden uit de 18e en 19e eeuw. De zalen zijn niet overvol, maar zorgvuldig ingedeeld – met ruimte voor de blik om te dwalen. De architectuur – strak, licht, maar geworteld in traditie – versterkt de stilte. Het is een gebouw dat niet overdondert, maar uitnodigt.
Via een ondergrondse gang belandde ik in de Neubau, het moderne zusje aan de overkant van de straat. Deze uitbreiding uit 2016 is een meesterwerk op zichzelf, ontworpen door het lokale bureau Christ & Gantenbein. De lichtinval is er bijna sacrale poëzie: grote ronde daklichten, zachte kleuren en een monumentale trap zetten de toon voor tijdelijke tentoonstellingen en moderne werken uit de collectie – alles na 1950. Hier voelde de kunst eigentijds, maar met respect voor haar voorgangers – alsof het verleden zich vriendelijk had omgedraaid om ruimte te maken.
En dan is er nog Gegenwart, iets was ik helaas nog niet bezocht, het derde deel van het Kunstmuseum, een klein eindje verderop aan de Rijn. Ooit een pionier als het gaat om hedendaagse kunst – het opende al in 1980 – en nog steeds een plek waar het nu wordt onderzocht en gevierd. Hier hangen installaties, video’s, performances en experimenten die niet altijd willen behagen, maar wel altijd iets te zeggen hebben.
Machines met ziel
Heel anders, maar minstens zo fascinerend, was het bezoek aan het Museum Tinguely. Een plek waar kunst letterlijk in beweging komt. Jean Tinguely’s machines zijn speels, krakend, zingend, ratelend – alsof ze stiekem een ziel bezitten. Je kijkt er niet naar, je wordt erin meegezogen.
Sommige objecten deden me glimlachen, andere juist peinzen. Wat zegt een machine die nergens toe dient eigenlijk over ons? Over onze drang om te maken, te sturen, te beheersen? En wat als kunst gewoon mag zijn: chaotisch, levend, onvoorspelbaar?
Het gebouw zelf – een creatie van architect Mario Botta – is imposant, maar ook open. Het kijkt uit over de Rijn en lijkt te zeggen: "Hier mag je binnenkomen met al je vragen."
Waar licht kunst wordt
Op een e-bike, Basel uit en Riehen in, fietste ik naar wat misschien wel het hoogtepunt van deze reis was: de Fondation Beyeler. In het zachte ochtendlicht reed ik langs parken, villa’s en de eerste bloesem aan de bomen. Het voelde als een pelgrimage naar iets heiligs.
De Fondation ligt daar, bijna verscholen in het groen, als een serene tempel. Binnen was een tentoonstelling te zien over het Noorderlicht – al was het licht in de zalen zelf bijna magisch genoeg. Grote ramen laten de natuur naar binnen sijpelen. Kunst en landschap spiegelen elkaar, raken elkaar aan.
Ik dwaalde langs werken van Prinz Eugen, Hilma af Klint en Edvard Munch, maar wat bleef hangen was niet één specifiek schilderij. Het was de rust. De ruimte. Alsof de Fondation niet alleen kunst wil tonen, maar ook je ademhaling wil vertragen.
Queer tour en street art
Basel mag dan bekendstaan om zijn klassieke cultuur, maar ook de underground is springlevend. Mijn eerste avond begon met een verrassende Pride Tour, georganiseerd door Genderbox. Onder leiding van een lokale gids doken we in de queer geschiedenis van de stad. Van ondergrondse drag balls tot lesbische ontmoetingsplekken – deze wandeling gaf kleur aan het verleden én het heden van Basel. En dat alles in het teken van het aankomende Songfestival.
Ook opvallend: street art is here to stay in Basel. Hoewel spuiten in de openbare ruimte officieel verboden is, zijn er steeds meer plekken vrijgegeven voor kunstenaars. Ik heb prachtige muurschilderingen gespot – rauw, kleurrijk en eigenzinnig.
Eten, drinken en ontdekken
Net als de musea is ook de culinaire kant van Basel rijk en verrassend. Wat ik proefde, weerspiegelde wat ik zag: kwaliteit, authenticiteit en een liefde voor detail.
Bij KUNI & GUNDE at ik op een zonovergoten terras een kleurrijk belegd broodje vol Zwitserse flair – eenvoudig, maar perfect. In KLARA, een foodhall met wereldse keukens, hing een fijne vibe en rook het naar versgebakken comfort. En ’s avonds sloot ik af in Zisch Bar – dé queer bar van Basel, waar dinsdag de vaste avond is, maar tijdens het Songfestival iedere dag een feestje belooft te worden.
Een stad die zich laat herhalen
In mei keer ik terug, voor het Songfestival. Dan zal Basel bruisen van muziek, glitter en internationaliteit. Maar nu al weet ik: ik heb een versie van de stad leren kennen die blijft nazinderen. Een Basel van musea en momenten, van stilte en schoonheid, van kunst die niet schreeuwt maar fluistert.
En misschien is dat nog wel het mooiste aan Basel: dat je het niet in één zin kunt samenvatten. Dat je het, zoals een goed kunstwerk, steeds opnieuw mag bekijken. En elke keer iets anders zult zien.