Van 7 juli tot en met 3 september staat het Louwman Museum in het teken van de Cyclecars en Grand Sports. Maar liefst 30 voertuigen geven een prachtig overzicht van de mobiliteit in de periode van 1914 tot 1930. Een periode waarin minimalistische, fragiele voertuigen konden uitgroeien tot volbloed racers die zelfs deelnamen aan Grand Prix.
Na de Eerste Wereldoorlog was er in Europa gebrek aan bijna alles. Om de mobiliteit te bevorderen werd in verschillende Europese landen een gunstige belasting ingevoerd op auto’s van maximaal 350 kilo en 1100 cc motorinhoud. Deze zogenaamde cyclecars boden ruimte aan niet meer dan 3 personen. Overal ontstonden fabriekjes, werkplaatsen, garages en schuren, waar een enorme variëteit aan voertuigjes werd geproduceerd. Alleen Parijs en omstreken telde al meer dan 100 grote en kleine autofabrikanten.
De voertuigjes die aan de cyclecar-wetgeving voldeden, beschikten door hun lage gewicht en relatief krachtige motor vaak over zeer sportieve eigenschappen. Elk merk cyclecar had dan ook wel een speciale race-uitvoering.
Niet alle auto’s werden in de jaren twintig vanaf de fabriek voorzien van een carrosserie. Ook externe carrosseriebouwers maakten er handgemaakte carrosserieën voor. Natuurlijk waren die volgens de laatste mode. Zoals de houten skiff; een zeer luxe en sportieve carrosserievorm die in de uitbundige jaren twintig – de tijd van de Charleston – zeer in zwang was. Een skiff sprak vooral de (rijke) jeugd aan. Het was een voiturette voor de happy few! De expositie toont de evolutie van een uiterst eenvoudige cyclecar naar een volwaardige race-auto’s voorzien van allerlei, soms merkwaardige carrosserieën.
De Cultuurvlogger gaat deze tentoonstelling bezoeken en zijn bezoekje vind je terug op zijn Instagram-account of hier op de website onder vlogs als het al online staat. Zelf een bezoekje brengen aan het Louwman Museum? Informatie vind je op hun website.